Toen bleek dat haar – Inmiddels- ex weer contact zocht en haar begon lastig te vallen. Tientallen telefoontjes per dag.”

 

Ik heb een zusje

Ik heb een zus. Een zusje. Eigenlijk heb ik er 2. En een broer. Maar gevoelsmatig hoef je je over broers nooit zorgen te maken. Althans, op een andere manier dan over zusjes. Met wie gaat ze om, met wie gaat ze op stap en checken wanneer ze voor het laatst online was op Whatsapp…

Anyway, m’n zusjes. De jongste is een stoere, zo eentje als ik. Lang, donker haar en neemt geen blad voor de mond. M’n oudste zusje is anders. Lief, blond, zachtaardig en misschien een tikkeltje naïef. Zo kwam ze op een dag thuis met een vriendje. Ik weet niet eens meer hoe het ging. Ik was blij voor haar. Ja, ze was jong, maar het leek goed te zitten. Tot we erachter kwamen dat hij verslaafd was aan cocaïne. En m’n zusje daar ook al lang vanaf wist.

M’n zusje raakte steeds meer vervreemd van de familie. Daar waar we eerder niet alleen zusjes, maar ook beste vriendinnen waren, leek ze nu een vreemde voor me. Ik drong niet langer tot haar door. “Het komt wel goed met hem, hij zit in een kliniek, hij wil echt stoppen”. Dat hebben we jarenlang gehoord. Ze ging twee keer met hem samenwonen, maar keer op keer bedonderde hij haar weer. Liegen over gebruik, schulden maken en dealers achter zich aan. Tot m’n zusje er eindelijk, na al die jaren, een punt achter zette.

Dit had ze meermaals geprobeerd, nooit met succes. Zo waren we ook nu sceptisch. Maar het leek rustig en definitief voorbij. We begonnen onze band weer te versterken. Ze leek me meer dingen te vertellen en begon de mensen om haar heen opnieuw te vertrouwen.

Toen bleek dat haar – Inmiddels- ex weer contact zocht en haar begon lastig te vallen. Tientallen telefoontjes per dag. Langs huis rijden. Briefjes onder de ruitenwissers doen. Bedreigingen sturen. M’n zusje deed het juiste en schakelde de wijkagent in. Ze wilde niet dat de politie bij hem langs zou gaan om een waarschuwing te geven, maar wel dat ze snel zouden komen als ze 112 zou bellen. Weken zat ik in de stress. Wat als hij weer gebruikt? Als hij weer voor haar deur staat? Dat ze toch weer terug gaat? Of dat hij haar wat aandoet? Als ik hem in de verte een keer in de auto zag, dwong ik mezelf rustig te blijven en de andere afslag te nemen. Ik wilde me er zo graag mee bemoeien en hem de waarheid vertellen. Ik was doodsbang dat hij m’n zusje wat aan zou doen.

Inmiddels ligt deze periode achter ons. Nu is m’n zusje gelukkig met een nieuwe vriend en zijn ze op ‘huizenjacht’. Vorige week had ik een consult met een man die de ex van m’n zusje had kunnen zijn. Zelfde soort verhaal. Het meisje in dit verhaal had zelfs dezelfde naam als mijn zusje. Alleen kan dit meisje, misschien ook een zusje van iemand, het niet na vertellen. 

Eerder die week had ik bedacht dat het wellicht handiger was om deze patiënt bij iemand anders onder te brengen. Ik was bang dat m’n persoonlijke situatie mee zou spelen tijdens dit consult. Dat ik niet objectief zou kunnen zijn…

Maar in al die jaren van zorgen heb ik 1 ding geleerd: verslaving is een levenslange ziekte, waar weinig mensen echt helemaal van genezen áls dat al mogelijk is. En dus ook deze gedetineerde, deze patiënt, heeft recht op mijn zorg en begeleiding. Ook al heeft hij nog zoiets fouts gedaan. 

[wp-rss-aggregator feeds=”functie-thuiszorg” Template=’Final’]